Leestijd: 20 minuten
Ongeveer 2500 jaar geleden ontwikkelde de Boeddha een manier om innerlijke rust en geluk te vinden. Hij biedt een manier om met onplezierige, ‘ongewenste’ emoties en ervaring om te gaan. In de traditionele teksten wordt dit lijden genoemd, maar het gaat over alles dat je als mens onaangenaam vindt en liever vanaf wilt: pijn, ongemak, irritatie, verdriet, teleurstelling, onrust etc.
Elke spirituele benadering kent een belangrijke rol toe aan pijn of ongemak. In het boeddhisme wordt lijden (dukkha) beschouwd als een universeel kenmerk van het bestaan. Het is een gevolg van verlangen, gehechtheid en onwetendheid, maar het biedt ook een kans voor spirituele groei. Het boeddhisme richt zich sterk op de innerlijke transformatie van de mens en ziet lijden als iets dat door eigen inzicht en inspanning overwonnen kan worden.
Het christendom benadert lijden vanuit het voorbeeld van Jezus Christus, wiens lijden en dood aan het kruis worden beschouwd als een daad van liefde en een offer voor de verlossing van de mensheid. Voor christenen is lijden niet alleen een menselijk lot, maar ook een spirituele ervaring die hen dichter bij God kan brengen. Genade en geloof staan hierin centraal.
In de islam wordt lijden gezien als een onderdeel van Gods plan en een test van geloof en geduld. Het wordt niet als straf beschouwd, maar als een kans om dichter bij God (Allah) te komen. Moslims geloven dat lijden een middel kan zijn om spiritueel te groeien en zonden te vergeven. Het concept van sabr (geduld) speelt een grote rol in het omgaan met tegenslagen. Daarnaast benadrukt de islam het belang van gemeenschap, naastenliefde en het verzachten van het lijden van anderen als een belangrijke religieuze plicht.
In het jodendom heeft lijden door de eeuwen heen een diepe historische en theologische betekenis gekregen. Het wordt vaak gezien in de context van het verbond tussen God en het Joodse volk. In de Bijbel wordt lijden soms uitgelegd als een middel tot morele en spirituele groei, een straf voor zonden of een manier waarop God de mens beproeft. Tegelijkertijd kent het jodendom ook een sterke traditie van protest tegen onrecht en lijden, zoals blijkt uit de psalmen en profetische geschriften. De hoop op herstel en gerechtigheid blijft altijd een centraal thema, evenals de roeping om verantwoordelijkheid te nemen voor het verzachten van lijden in de wereld.
Wanneer we het lijden in deze tradities breder bekijken, wordt duidelijk dat het een universele ervaring is die in elke religie een diepgaande spirituele betekenis krijgt. Religie biedt hiermee een antwoord op een belangrijke vraag van de mens: Hoe leef ik gelukkig? En hoe benader ik de momenten waarop ik dat niet ervaar? Veel verslavingen (smartphone, gokken, eten, alcohol, roken, drugs) proberen op een ‘onhandige’ manier hetzelfde te doen. Ze dempen tijdelijk het gevoel van ongemak of lijden, maar vergroten de onafhankelijk van het externe middel. Ze bieden geen constructieve oplossing.
In dit artikel wordt een mogelijk antwoord op het verlangen naar geluk onderzocht vanuit het Boeddhistische perspectief. De vier edele waarheden en het achtvoudige pad vormen de kern van deze leer en bieden een systematische aanpak voor het begrijpen en transcenderen van de menselijke conditie. In dit artikel wordt onderzocht hoe deze concepten kunnen worden toegepast binnen de context van het basisonderwijs. Ze bieden een onderliggende houding van waaruit de leerkracht kan werken. Toepassing van deze vaardigheden heeft niet alleen effect op cognitieve vaardigheden, maar ondersteunt ook het emotionele welzijn, het interne gevoel van veiligheid, stabiliteit en de ethische ontwikkeling van leerlingen.
De Vier Edele Waarheden
Elke religie kent een grondlegger of een originele leraar. In het boeddhisme is dat Siddhartha Gautama, een Indiase prins die bekendstaat als de Boeddha. Geboren in een leven van rijkdom, gaat hij op zoek naar de oorzaak en aard van lijden. Via meditatie en diep zelfonderzoek ontdekt hij een innerlijke werkmethode die hem bevrijdt van de worsteling met pijn en ongemak. Hij leert volledig in het moment te leven, zonder zich vast te klampen aan geluk of zich te verzetten tegen lijden. De kern van zijn inzicht is dat alles vergankelijk is: van de hardste diamant tot onze diepste emoties. Dit besef helpt ons los te laten en een staat van acceptatie te bereiken.
De basis van het boeddhisme rust op de Vier Edele Waarheden, die een kader bieden om ‘lijden’ te begrijpen en overstijgen.
1. Het bestaan van lijden (Dukkha)
Lijden is een universeel gegeven. Het woord lijden kan een zware lading met zich meedragen, maar in deze context gaat het over alles van klein ongemak en minimale irritaties tot zware pijn en de angst voor de dood. Binnen dit spectrum bevinden zich de zaken die we liever vermijden. Uiteindelijk is niemand gevrijwaard van deze ervaringen. Iedereen ervaart pijn, ongemak, frustratie en verlies.
Denk aan een persoon die zijn droomcarrière heeft bereikt maar merkt dat hij zich nog steeds leeg voelt. Of aan een jonge ouder die het ouderschap idealiseerde, maar worstelt met vermoeidheid en zelfopoffering. Ook al proberen we lijden te vermijden, het is een constante in ons leven. Zelfs de gelukkigste momenten, zoals een bruiloft, dragen een zekere kwetsbaarheid in zich: de angst dat dit geluk kan verdwijnen.
2. De oorzaak van lijden (Samudaya)
We verlangen naar dingen die ons gelukkig maken: een nieuwe telefoon, de perfecte relatie of erkenning op het werk. Maar dat verlangen maakt ons afhankelijk. Zodra we iets hebben, willen we meer, of we vrezen het verlies ervan. Een persoon die verliefd wordt, hecht zich aan de hoop dat de relatie eeuwig blijft bestaan. Wanneer er problemen ontstaan, kan dat intens lijden veroorzaken, omdat het beeld van ‘perfect geluk’ niet strookt met de werkelijkheid.
We leven in een kapitalistisch systeem dat baat heeft bij het voeden van verlangen. Zolang het verlangen leeft, blijven we uitgeven, in de vorm van de nieuwste telefoon, een andere kleur shirt, een game of een weekendje naar een grote stad. Deze doelgerichtheid is ook zichtbaar in de status die wordt toegeschreven aan wat iemand heeft vergaard. Dat draagt bij aan de overtuiging dat succes en waardering voor een belangrijk deel samenhangen met diploma’s, titels of salaris. Social-media maakt dankbaar gebruik van deze menselijke eigenschap.
3. Het einde van lijden (Nirodha)
De derde edele waarheid biedt een hoopvolle boodschap: het is mogelijk om het lijden te beëindigen. Dit gebeurt door verlangen en gehechtheid los te laten. Dit betekent niet dat je geen doelen of dromen mag hebben, maar dat je leert omgaan met de vergankelijkheid ervan. Een ouder kan bijvoorbeeld accepteren dat zijn kind fouten maakt, in plaats van zich krampachtig vast te houden aan de gedachte dat alles perfect moet verlopen. Het loslaten van de controle biedt rust en ruimte. We ontkoppelen ons welzijn van wat we vast willen houden. Dat geeft over materiële dingen, status en voor de gevorderden ook onze gezondheid en zelfs het leven.
4. Het pad naar de opheffing van lijden (Magga)
We zijn mensen die leven in een westerse maatschappij en geen monniken in grotten. Ons leven en ons lichaam brengt behoeften en verlangens met zich mee. Het ontkennen van verlangens en gehechtheid stuurt ons op een pad van pseudo-verlichting. We spelen alsof we ontkoppeld zijn, maar beperken in werkelijkheid onze aanwezigheid in deze wereld. Het is de guru met de mooie woorden en prachtige gebaren, maar de discrepantie in wat zich in de schaduw afspeelt.
Als handvat wordt in het boeddhisme de vierde edele waarheid geïntroduceerd: het Achtvoudige Pad, een set van acht richtlijnen om lijden te verminderen en een vervuld leven te leiden. Het Pad benadrukt moreel gedrag, meditatie en wijsheid. Het draait om het vinden van balans: niet alles proberen te controleren, maar ook niet volledig passief zijn. Het Achtvoudige Pad helpt om dagelijkse beslissingen te ijken.
Voordat we verder gaan met het Achtvoudige Pad staan we even stil bij de implicaties van de vier waarheden voor het basisonderwijs. Hoe kunnen we deze wijsheid in de praktijk van het klaslokaal brengen?
- Erkenning van ongemak en uitdagingen als natuurlijk onderdeel van het leerproces, zowel voor de leerlingen als voor de leerkracht. Daar waar de wrijving ontstaat zoeken we niet direct een oplossing of verlichting. De irritatie of frustratie hoeft niet weg en hoeft niet groter gemaakt te worden. Deze houding kan rust en begrip in moeilijke situaties brengen.
- Bewustzijn op verwachtingen, zoals de verwachting dat alle lessen perfect moeten verlopen, of dat alle leerlingen hetzelfde tempo moeten volgen. Dit vraagt contemplatie. Elke leerkracht weet dat niet alle lessen perfect kunnen verlopen. Het is interessant om onze reacties te monitoren bij wat we ervaren als een perfecte of mislukte les. Hierin kunnen onbewuste verwachtingen zichtbaar worden.
- Wanneer de verwachtingen van onszelf en onze leerlingen meer in het bewustzijn komen dan komen ze beschikbaar voor bevrijding. Dit vraagt geduld en eerlijkheid. Meestal denken we lang voordat we vrij zijn van een beeld of verwachting al dat deze opgelost is. Zoals Ram Dass zei: “Als je denkt dat je verlicht bent, ga dan een week bij je ouders logeren.” Het lijkt een paradox. Het enige wat we doen met de verwachtingen is deze in het bewustzijn brengen. Verder doen we niets. We observeren wat er gebeurt en volgen de verandering.
De praktische handleiding bij de Vier Edele Waarden wordt het Achtvoudige Pad genoemd. De intentie van de acht handvatten is om het lijden te verminderen (Dukkha) en meer innerlijke rust te ervaren (Nirvana). Elk van de acht richtlijnen draagt bij aan het ontwikkelen van wijsheid, ethisch gedrag, en mentale discipline. Het wordt niet voor niets een pad genoemd: het is eerder een proces dan een oefening en je kunt er op stappen en je kunt er ook weer af stappen.
Het Achtvoudige Pad
De acht richtlijnen zijn: juist inzicht, juist voornemen, juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juist inspanning, juist bewustzijn, en juiste concentratie. Het woord juist in de richtlijnen benadrukt het belang van balans, als een weegschaal die makkelijk naar de ene of de andere zijde uitslaat. Het is zeker in het basisonderwijs een verfijnde bril om naar het eigen gedrag en het gedrag van de leerlingen te kijken. Het is de manier van het hart. Hoe kunnen we steeds zuiverdere en liefdevollere mensen en leerkrachten worden? En vanaf die plaats een lichtend voorbeeld worden voor onze omgeving en onze leerlingen.
1. Juist inzicht (Samma Ditthi)
Juist inzicht verwijst naar het correct begrijpen van de werkelijkheid. Dat begint met het besef dat alle dingen vergankelijk zijn, inclusief onszelf. Dit betekent niet alleen fysieke objecten, maar ook emoties, gedachten en ervaringen. Alles is onderhevig aan verandering, en juist inzicht houdt in dat we deze dynamiek accepteren in plaats van ons ertegen te verzetten. Dit inzicht gaat verder dan intellectuele kennis; het vereist een diepgaand begrip door persoonlijke reflectie en ervaring. Te weinig van dit inzicht brengt oppervlakkigheid, te veel kan resulteren in intellectualisatie van het inzicht.
In de klas helpt het ten eerste om te onderzoeken waar de frustratie in het zelf en de leerlingen aanwezig is. Dat vraagt ruimte en vertraging. Met de volle schema’s en alle leerdoelen is dit een luxe in het onderwijs. Wanneer er ruimte is, gedurende of na de lesdag, kunnen vragen zijn: Wat wilde ik vandaag anders hebben? Hoe hield ik daar aan vast? Welke gevoelens kwamen daar bij kijken? Wat gebeurt er wanneer ik wat meer ruimte om de ervaring heen breng, mijn eigen wil en verlangen een stuk(je) terughoud in de situatie. Een (korte) ademhalingsoefening of meditatie kan helpen.
2. Juiste intentie (Samma Sankappa)
Alles begint met een intentie. Wanneer we iemand met een mes steken dan kan dat zijn om de ander pijn te doen of te helen (zoals een chirurg). Wanneer we iemand een klap geven dan kan dat zijn om iemand pijn te doen of om iemand uit diepe slaap te halen zodat deze zichzelf in veiligheid kan brengen. Belangrijker dan wat we doen, is hoe we het doen. Juiste intentie verwijst naar het cultiveren van de juiste mentaliteit en motivatie, die is gebaseerd op het welzijn van jezelf en de ander.
We proberen niets te doen dat de ander of onszelf schaadt. Wanneer deze geworteld zijn in verlangen of boosheid dan leiden deze waarschijnlijk tot iets dat hooguit gedeeltelijke positief is. Wanneer deze komt vanuit een intentie om iets goeds te doen voor onszelf of de ander dan is deze indirect gericht op harmonie en rust. Ook dit is weer een fijne balans: te weinig intentie geeft ondoordacht gedrag, teveel ons best doen kan leiden tot zelfopoffering of uitputting.
In de klas is de vraag: “Helpt dit mij en de leerlingen of schaadt dit een van beide?” Leerkrachten handelen relatief natuurlijk ten bate van de leerlingen. Het is de juiste intentie naar jezelf die meestal wat meer aandacht vraagt: Is dat lief voor mezelf of doe ik dat omdat ik vind dat het hoort of omdat ik denk dat dit van mij verwacht wordt? De balans ligt hier op gezonde zelfzorg en gezonde zorg voor de kinderen.
3. Juiste spraak (Samma Vaca)
De eerste twee aspecten gingen meer over een (interne) houding, de volgende drie gaan over de handelingen die voortkomen uit de houding. Juiste spraak betekent het vermijden van dingen die niet waar zijn, roddelen, grove taal en ‘nutteloze’ praat. In het Montessori-onderwijs wordt dit ondervangen met de spreuk: “Laat je woorden geteld zijn.”
Het is gebaseerd op de kracht van woorden. Deze kunnen helen of schaden. Juiste spraak betekent dat we ons bewust zijn van de impact van onze woorden en spreken met zoveel mogelijk integriteit. Dit omvat ook stilte als dat meer waarde heeft dan spreken. Juiste spraak betekent ook dat we ons taalgebruik inzetten om begrip te bevorderen en conflicten te verminderen.
De lakmoesproef voordat je iets zegt kan de volgende vraag aan jezelf zijn: “Is het waar? Is het nodig? Is het vriendelijk?” De balans ligt tussen teveel stilte of terughoudendheid, waarbij de kracht van woorden onbenut blijft om een verschil te maken, en teveel woorden, waardoor de kwaliteit, de kracht en de betekenis van de woorden afneemt.
In het onderwijs praten we meestal teveel. We zijn veel aan het woord en denken een centrale rol in te moeten nemen. Het gaat ook over de manier waarop we tegen leerlingen praten. Rustig, zacht en vriendelijk praten tegen leerlingen kalmeert de leerling en bevordert het leerproces. Luid praten en veel negatieve correcties geven onrust en onveiligheid. De leerlingen kijken naar de leerkracht om te zien hoe ze zich moeten gedragen. Dat is ook in het zeggen van sorry wanneer er iets ongewenst is gebeurd, ook wanneer het per ongeluk heeft plaatsgevonden. Of dank je, ook wanneer het de taak van de ander is of iets kleins is.
4. Juist handelen (Samma Kammanta)
Juist handelen ligt in het verlengde van juiste spraak. Net als woorden hebben daden ook kracht. Wanneer we daden met de eerste twee aspecten inzetten dan kunnen deze een positieve spiraal teweeg brengen. De handeling is gericht op lief zijn voor jezelf en voor de ander. Dat gaat over grote daden als niet-doden of niet-stelen, maar ook over kleine daden zoals iemand die haast heeft voor laten gaan of een kopje thee voor een iemand meenemen die het druk heeft.
De balans zit hier in het vinden van een natuurlijke manier van bewegen. Wanneer we onszelf terughouden dan kan dit leiden tot passiviteit, ondergeschiktheid en onverschilligheid. Wanneer we te hard werken aan perfectie kan het een niet-authentiek kunstje worden en put het ons uit.
In het verlengde van de vorige richtlijn gaat dit om het wel of niet een interventie inzetten. “Is de leerling of zijn de leerlingen gebaat bij een interventie? En zo ja, hoe kan ik deze op zo liefdevolle, positieve manier inzetten?”
5. Juist levensonderhoud (Samma Ajiva)
Dit gaat over het kiezen van een beroep dat ethisch verantwoord is en niet bijdraagt aan schade aan anderen. Het betekent dat je je levensonderhoud verdient op een manier die in overeenstemming is met je waarden. Dit gaat ook over de financiële vergoeding. Een te lage vergoeding doet jezelf schade aan, een te hoge vergoeding brengt disbalans in het systeem, zelfs wanneer de markt dit salaris rechtvaardigt.
Het onderwijs is per definitie een vorm van werk vanuit het hart, gericht op het welzijn van anderen en jezelf. De manier waarop je je vak vormgeeft is daarin de volgende dimensie. “Wat is je rol in het team? En is dit in balans voor jezelf en voor het systeem in geheel?”
6. Juiste inspanning (Samma Vayama)
De eerste twee punten gingen over de interne houding, de vorige drie gingen over de corresponderende handelingen. Deze laatste drie gaan over mentale discipline, de interne spieren die het geheel kracht geven.
Juiste inspanning verwijst naar de bewuste en doelgerichte inspanning om positieve mentale staten te cultiveren en negatieve staten te vermijden of los te laten. Dat is een mondvol. Het gaat over het ontwikkelen van mentale discipline, een positieve interne wilskracht. Het is een proces van zelfdiscipline en bewuste keuze, gericht op het ontwikkelen van innerlijke balans en kracht.
De juiste inspanning is onderverdeeld in vier verschillende bewegingen of dimensies:
- Negatieve staten vermijden – Voorkom situaties of triggers die negatieve emoties of schadelijk gedrag oproepen, vanuit eigen handelen of te voorkomen handelen van anderen. Dus ook wanneer we voorkomen dat iemand een ander pijn doet vermijden we een negatieve staat.
- Negatieve staten loslaten – Herken wanneer je vastzit in boosheid, jaloezie of angst, en leer los te laten door mindfulness of reflectie. Ook al is het maar een klein beetje.
- Positieve staten ontwikkelen – Werk aan het ontwikkelen van kwaliteiten zoals geduld, vriendelijkheid en mededogen.
- Positieve staten behouden – Koester positieve emoties en gedrag door consistent te oefenen en valkuilen te vermijden.
Het onderwijs geeft gelukkig een eindeloze stroom van oefeningen in deze vier dimensies. Twee kinderen die in een escalatie terecht komen pauzeren, is een voorbeeld, het reguleren van emoties zoals angst of boosheid. Een andere is het tonen en benoemen van positieve of liefdevolle acties. Een derde kan het brengen van bewustzijn zijn, bijvoorbeeld door te reflecteren op een les of de dag.
7. Juiste Aandacht (Samma Sati)
Juiste aandacht verwijst naar mindfulness – het vermogen om zo volledig mogelijk bewust te zijn van het huidige moment zonder oordeel. Dit is het samenbrengen van ontspanning, openheid en aandacht. Je participeert en observeert tegelijkertijd. Het ontwikkelen van juiste aandacht betekent dat je je bewust bent van hoe je innerlijke wereld en je omgeving constant in interactie zijn.
Dit omvat:
- Bewustzijn van het lichaam: Oefen lichaamsbewustzijn door aandacht te besteden aan ademhaling, houding of lichamelijke sensaties.
- Bewustzijn van emoties: Herken en erken je emoties, zonder ze te onderdrukken of erin te verdrinken.
- Bewustzijn van gedachten: Observeer je gedachten zonder erin mee te gaan of te reageren.
Mindfulness betekent niet dat je passief wordt, maar dat je leert observeren en keuzes maakt vanuit een plaats van kalmte en helderheid.
Dit is een oefening die de leerkracht zelf kan doen gedurende dag. Het is ook een oefening die de leerkracht op kan roepen bij individuele leerlingen of de klas in zijn geheel. Leerlingen oefenen in bewustzijn van het lichaam, emoties en gedachten. Ze leren deze herkennen en benoemen. Zie ook dit artikel over emotieregulatie.
8. Juiste concentratie (Samma Samadhi)
Juiste concentratie verwijst naar het vermogen om je geest te richten en te stabiliseren, met als uiteindelijke doel een diepere staat van innerlijke rust en helderheid te bereiken. Het is het hoogste niveau van mentale discipline binnen het achtvoudige pad.
Concentratie in deze context gaat verder dan simpelweg ‘je focus houden’. Het verwijst naar diepe meditatieve staten (samadhi) waarin de geest vrij is van afleidingen en volledig open is. Deze vorm van concentratie helpt om innerlijke rust te vinden en meer inzicht te krijgen in de diepste plaats van ons bestaan. Deze kwaliteit wordt langzaam opgebouwd door meditatie. Het betreft een vaardigheid die lastig zelf geleerd kan worden. Ondersteuning en onderricht kunnen komen van een getrainde leraar.
Deze laatste is wat moeilijker in te zetten in de klas. Meditatie kan natuurlijk wel ingezet worden, maar deze zal eerder gericht zijn op mindfulness, bewustzijn en aandacht. De juiste concentratie vraagt meer oefening en bewustzijn dan mogelijk is in de reguliere klas.
Dit zijn de acht ondersteuningen op weg naar een open hart en een wijzere geest. De eerste twee, juist inzicht en juist voornemen, vormen samen het fundament van wijsheid (Prajna). Ze stimuleren het vermogen om de aard van vergankelijkheid en de oorzaken van lijden te begrijpen. De volgende drie (juist spreken, handelen, en levensonderhoud) betreffen ethisch gedrag (Sila) en richten zich op het creëren van harmonie in relaties en een integere levenswijze. Tot slot vormen juist inspanning, bewustzijn, en concentratie de kern van mentale discipline (Samadhi), essentieel voor het cultiveren van innerlijke rust en focus.
Conclusie
De Vier Edele Waarheden en Het Achtvoudige Pad bieden een praktische leidraad voor het omgaan met de uitdagingen in de klas, met al het ongemak en alle wensen. Deze is niet voor niets al duizenden jaren onderdeel van het fundament van het boeddhisme. Voor het onderwijs biedt dit pad een inspiratiebron. Het stelt leerkrachten in staat om niet alleen hun pedagogische vaardigheden te verbeteren, maar ook hun innerlijke balans en zelfbewustzijn te versterken. Deze houding kan een diepgaande invloed hebben op de emotionele en ethische ontwikkeling van leerlingen, die een voorbeeld vinden in hun leerkracht en leren omgaan met hun eigen gevoelens en verwachtingen.
De praktische toepassing van deze wijsheden in de klas kan beginnen bij het erkennen van de frustratie en het ongemak dat inherent is aan elke leeromgeving. Door ruimte te bieden aan gevoelens van frustratie en verwachtingen, kan een cultuur van acceptatie en groei ontstaan. “Ik hoef mezelf niet altijd alleen maar goed te voelen en blij te zijn, maar in deze klas is het ook ok om gefrustreerd en boos te zijn.” Een leerkracht die zichzelf toestaat om imperfect te zijn en de innerlijke en uiterlijke reacties onderzoekt, kan deze inzichten delen met de leerlingen. Dit proces is niet gericht op snelle oplossingen, maar op het cultiveren van veerkracht en innerlijke rust. Het Achtvoudige Pad benadrukt daarbij dat evenwicht essentieel is: tussen inspanning en loslaten, tussen spraak en stilte, en tussen controle en overgave.
Ten slotte onderstreept het Achtvoudige Pad dat onderwijs niet slechts een overdracht van kennis is, maar een vorm van gezamenlijke transformatie. Leerkrachten die werken vanuit de principes van juiste intentie, spraak, en handelen, creëren een veilige en inspirerende omgeving waarin leerlingen zich kunnen ontwikkelen tot bewuste en ethische individuen. De inzet van deze inzichten gaat verder dan het klaslokaal: ze dragen bij aan een bredere cultuur van begrip en mededogen in de samenleving. Het boeddhisme biedt daarmee niet alleen een spiegel voor persoonlijke groei, maar ook een krachtig instrument voor maatschappelijke verandering, te beginnen bij het onderwijs